Cultuurhistorie
Het Nationaal Park Drents-Friese Wold is gelegen op de grens van Drenthe en Friesland. Dit unieke gebied, dat bestaat uit beekdalen, vennen, bossen, heidevelden en stuifzanden, herbergt een grote verscheidenheid aan planten en dieren.
De oudst zichtbare sporen van bewoning dateren uit de IJzertijd. Sindsdien is het gebied altijd bewoond geweest en gebruikt. Een hunebed bij Diever en grafheuvels bij Oude Willem en Vledder geven hier blijk van.
In later eeuwen vormde zich het karakteristieke esdorpenlandschap, met essen (akkercomplexen), heidevelden en bossen. De heidevelden deden vooral dienst als weidegronden voor schaapskuddes. Door overbegrazing ontstonden de laatste paar honderd jaar zandverstuivingen.
Rond 1850 vormde deze zandverstuivingen een bedreiging voor de dorpen en akkers. Daarom werden er in die tijd de eerste kleinschalige bebossingen uitgevoerd. De uitvinding van kunstmest begin 20e eeuw deed de intensiteit van begrazing afnemen. Sindsdien vonden er grootschalige bebossingen plaats met houtvoorziening als voornaamste doel. Andere delen van de voormalige heide zijn ontgonnen tot landbouwgrond.
Ondanks de grootschalige wijzigingen in het landschap is de structuur van de dorpen en hun directe omgeving goed bewaard gebleven. Op sommige essen liggen nog oude verkavelingspatronen. Rond een aantal essen bevinden zich houtwallen die vroeger vee en wind weg moesten houden van de akkers. Een schaapskudde onder leiding van een herder vanuit de schaapskooi in Doldersum doet de oude tijden weer herleven. De kudde begraast naast het Doldersummerveld ook het Wapserveld.
Landgoed Berkenheuvel
Het Landgoed Berkenheuvel kent een lange geschiedenis. Thans is het gebied in beheer bij Natuurmonumenten. Er is geen bebouwing meer, maar recent is nog een kogelvanger gerestaureerd. Bekend is het monument. Op een van de zijkanten van het gedenkteken staat een voor de gelegenheid aangepast deel uit een strofe van het gedicht ‘Aan een heereboer’ van Petrus Augustus de Génestet (1829-1861): Daar rijz’, uit stuivend zand en ledige aard, een lachend paradijs. De originele tekst staat in het elfde couplet van het gedicht Aan een heereboer en luidt als volgt: Daar, o Verhoorder ! rijz’, Uit stuivend zand en ledige aard, Een lachend Paradijs !
Het gebied is niet alleen een van de grootste bosgebieden van Nederland, maar ook het brongebied van de Vledder Aa. Sinds de start als Nationaal Park in 2000, is er veel veranderd. Er is soms flink ingegrepen om de natuur een handje te helpen. Het einddoel voor het gebied is een overwegend natuurlijk systeem. De bosgebieden worden zodanig ingericht, inclusief de inzet van grote grazers, dat de natuur zichzelf kan redden. De term die hiervoor ook wel wordt gebruikt is Wildernis natuur. Herstel van natuurlijke watersystemen is essentieel voor herstel van de genoemde natuurwaarden.